banner

Werk in Uitvoering.

De Leeuw van Vlaenderen tussen Tekst en Werk in het Literair Museum.

Edward Vanhoutte

edward.vanhoutte@kantl.be


A text is a rigid document representing one version of a work
as it exists in a given manuscript or printed source.
A work, on the other hand, is the fluid, developing,
and changing piece of writing which is represented,
more or less well, in the various texts which survive.

Todd Bender

Men zou zelfs kunnen stellen dat objecten immaterieel zijn,
dat ze enkel bestaan dankzij het weefsel van verhalen om hen heen.

Beleidsbrief Cultureel Erfgoed, 2001.

De ene Leeuw is de andere niet

"De lof van De Leeuw van Vlaanderen moet niet meer gezongen worden. Dit werk heeft zeer veel bijgedragen tot de bewustwording van het Vlaamse volk. Het is gegrond op de geschiedkundige wetenschap van Conscience's tijd, maar het is meer dan wetenschap, het is een verhaal zonder haperingen, met afwisseling van licht en schaduw, zoet en bitter, in een meeslepende stijl, met meesterlijke beschrijvingen van natuur- en oorlogstaferelen. Het is een boek dat wij nooit vergeten; allen herdenken wij met vertedering de indruk die het in onze jeugd op ons gemaakt heeft; en als we het weer ter hand nemen, lezen we het tot het einde uit."[1]

Deze wervende tekst stond te lezen achteraan in de "Herziene uitgave" van De Leeuw van Vlaanderen uit 1947. Inmiddels is de tijd al lang voorbij dat jongetjes pronken met een exemplaar van De Leeuw van Vlaanderen die ze voor hun communie hebben gekregen of die ze met hun lang gespaarde centen zelf hebben gekocht - hun eerste boek! En dat is maar goed ook. Niet alleen was De Leeuw van Vlaenderen nooit als jeugdboek bedoeld, de huidige jeugd- en adolescentenliteratuur is minder nationaal-politiek geïnspireerd, misschien beter geschreven, en niet zo overdreven katholiek. Met betrekking tot dit laatste ligt het er natuurlijk maar aan welke versie van De Leeuw van Vlaenderen je voor ogen hebt, want de ene Leeuw is de andere niet.

In mijn onderzoek naar de overleveringsgeschiedenis van Hendrik Consciences De Leeuw van Vlaenderen, heb ik een zeventigtal publicaties kunnen identificeren die De Leeuw van Vla(e/a)nderen als titel voert en Hendrik Conscience als auteur vermeldt en dan laat ik de strip-, film- en toneeladaptaties nog buiten beschouwing. Tien daarvan verschenen tijdens het leven van Conscience (1812-1883) zelf. Allen pretenderen ze de tekst van Consciences roman uit 1838 te bevatten, maar een vergelijking van die verschillende publicaties brengen grote verschillen aan het licht, zodat het zeker niet overdreven is te stellen dat geen enkel van die versies identiek is aan een andere (uitgezonderd de zogenaamde tweede, derde, etc. oplages van een bepaalde druk). Kennis van het drukprocédé en van het uitgeven van literaire teksten in de 19de en de 20ste eeuw tonen aan dat 'de betrouwbaarheid' van de gedrukte tekst bepaald wordt door heel wat factoren.

De zetduivel

Zo is de teksthygiëne waarmee de zetter van de tekst te werk gaat, bepalend voor het aantal en de aard van de varianten die in de tekst sluipen, en die we gemeenzaam als drukfouten beschouwen. De zetter kon bijvoorbeeld door de legger te mislezen een bepaald woord, een volledige regel, of - minder voorkomend - een volledige paragraaf overslaan of zelfs tweemaal zetten. Vooral bij de overgang naar een nieuwe regel of een nieuwe pagina kan een dergelijke eye-skip voorkomen. In die gevallen zet de zetter correct wat hij meent te lezen. Maar zelfs bij het nauwgezet navolgen van de legger, kunnen er drukfouten in de tekst sluipen. In de zetterij werden de loden letters per soort en in een vast vakje in letterkasten geordend. Daardoor kon een tekst heel snel en blind gezet worden, maar soms gebeurde het wel eens dat er een letter bij de verkeerde soort terechtgekomen was, of dat de zetter zich mispakte en in het verkeerde vakje van de letterkast graaide (de zogenaamde grijpfout). Steeds met een drukfout tot gevolg. En zelfs als ook dit foutloos gebeurde, dan nog kon de zetter de betreffende regel die hij net gezet had, ondersteboven op het zetsel aanbrengen. Die drukfouten zijn door nauwkeurige lectuur en vergelijking (collatie) van verschillende versies eenvoudig op te sporen en te identificeren. Lastiger is het natuurlijk als die drukfout een ander woord doet ontstaan en een nieuwe betekenis toevoegt aan de tekst. Meestal zijn die betekenisveranderingen weinig spectaculair, maar toch. Aan het einde van hoofdstuk IV. in de eerste druk van De Leeuw van Vlaenderen uit 1838, gaat een gesprek tussen Koning Philippe le Bel van Frankrijk, zijn vrouw Koningin Johanna van Navarre, en de minister van financiën Enguerrand de Marigny over de lege schatkist van Frankrijk. Koningin Johanna wil Frankrijk "eene buitengewoone leening" toestaan die zij zal heffen op haar Koninkrijk, en zij besluit haar voorstel met de woorden: "en alzoo zullen wy voorlang aen die lastige zaken niet te denken hebben." (p. 76). Dezelfde passage in de tweede druk uit 1843 - waarover later meer - heeft echter de lezing: "en alzoo zullen wy voor lang aen die lastige zaken niet te denken hebben." (p. 79). Het verschil tussen "voorlang" in de eerste druk, en "voor lang" in de tweede druk mag dan al miniem en weinig spectaculair zijn, het resulteert toch in een andere betekenis van de woorden van Johanna. In de eerste druk zegt de koningin dat ze door haar plan nu eindelijk sinds lang geen zorgen meer zullen hebben, waarbij ze verwijst naar het verleden, terwijl ze in de tweede druk zegt dat ze door haar plan voor een lange tijd gevrijwaard zullen blijven van enige zorgen, waarbij ze naar de toekomst verwijst. Een subtiel maar niettemin een betekeniswijzigend verschil.

Ingrijpender

De veranderingen tussen de verschillende versies van het werk die het verhaal zélf structureel aantasten zijn natuurlijk ingrijpender. Dit is in het geval van De Leeuw van Vlaenderen zowel door de auteur zelf gebeurd, als door de bewerkers van het boek. De werkwijze hierbij was niet bij elke bewerking even transparant. We hebben er bijvoorbeeld het raden naar wat "herzien" betekent in de Herziene uitgave van 1947. Een eerdere uitgave van De Leeuw van Vlaenderen uit 1939 voert als ondertitel het kwaliteitslabel "Naar de oorspronkelijke uitgave", wat in de colofon als volgt toegelicht wordt:

"De tekst van deze uitgave werd volgens den eersten druk van 1838 onder toezicht van Eug. De Bock bezorgd door Dra. Nellie Daman met de bedoeling een correcten Nederlandschen tekst te leveren met volledige eerbiediging van den stijl van Conscience."

Toch wijkt de tekst op enkele plaatsen af van die oorspronkelijke eerste druk. Het vervolg van het colofon verantwoordt dit echter keurig:

"In de meer bijzonder voor prijsuitdeelingen bestemde exemplaren werd op blz. 188 een passage vervangen door de overeenkomstige uit den druk van 1843, en werden eveneens op blz. 229 en 261 een paar drastische uitdrukkingen weggelaten."[2]

In de populaire en meermaals herdrukte heruitgave van de tekst in de Reinaert Reeks van de Arbeiderspers uit het begin van de jaren '50 werd er iets minder zorgzaam omgesprongen met zowel de tekst als de verantwoording. Bijna als een grap lezen we de toelichting van tekstbezorger J.M. Devos:

"De Leeuw van Vlaanderen, Conscience's meest gelezen, zo niet beste werk, behoort ongetwijfeld tot ons Vlaams literair patrimonium. Toen de S.V. Arbeiderspers besloot De Leeuw in haar uitgavenplan op te nemen, raadden vooraanstaande letterkundigen aan er een bewerking van te geven, aangepast aan de moderne taal en vooral de menigvuldige gallicismen uit te weren.
Daarom deze bewerking.
Niet enkel de taal werd nagezien, ook al te langdradige passussen werden ingekort en vooral... werd de overweldigende tranenvloed, die van de eerste tot de laatste bladzijde ononderbroken doorheen gans het boek stroomt, enigermate ingedijkt. Wel mag een "zwakke maagd" als Machteld af en toe aan de emotie bezwijken en haar tranen niet kunnen bedwingen; doch dat haar kranige verloofde Adolf, dat de stoere Leeuw van Vlaanderen en al die andere ijzeren ridders ieder ogenblik het vizier openslaan om "twee glinsterende paarlen" weg te pinken, vinden wij, twintigste eeuwers, al te beroerd..."[3]

Vervolgens rechtvaardigt Devos zijn tekstbewerking nog met het argument dat wie van mening is dat er aan het werk van Conscience niet mag getornd worden en "de oorspronkelijke versie" verkiest, deze nog altijd in de boekhandel kan vinden. De laatste decennia was dat zeker het geval niet, en de versie van de eerste druk was ook in de jaren '50 niet meer verkrijgbaar. Het ligt er natuurlijk maar aan wat men als "de oorspronkelijke versie" beschouwt. Conscience heeft met de eerste druk in 1838 en de tweede druk in 1843 immers bewust twee verschillende versies van De Leeuw van Vlaenderen op de markt gebracht. Vandaar het probleem.

Een eerste 'oorspronkelijke' versie: van een huwelijk tussen geliefden...

Toen Conscience in 1838 zijn Leeuw van Vlaenderen schreef, deed hij dat zoals schrijvers dat doen. Hij informeerde zich over zijn thema, noteerde uit middeleeuwse kronieken (o.a. de Excellente Cronike die hij consulteerde in de Stadsbibliotheek van Antwerpen), de jaarboeken van Brugge, de Spiegel Historiael van Van Velthem, en las geschiedkundige studies van Anquetil en de Voisin. Over zijn werk correspondeerde hij met August Ferdinand Snellaert, die zijn nethandschrift nakeek op taalkundige fouten, en Octave Delepierre, de Brugse bibliothecaris die hem hielp het verhaal in Brugge te situeren. Zijn research moest de historiciteit van de roman garanderen. Wanneer Snellaert Conscience in een brief aanmaant "de geschiedenis trouw te blijven", waarschijnlijk naar aanleiding van de verwerking van de fictieve relatie tussen Machteld van Bethune, de dochter van de Graaf van Vlaenderen, en Adolf van Nieuwland, antwoordde Conscience omstandig:

"De geschiedenis is de eenvoudige aenteekening der gebeurtenissen zonder zwier of levendigheid. Men kan ze niet beter vergelyken, dan by een graf, waer in de lyken der voorvadern nevens elkander geschikt liggen. Daerom verveelt zy somtyds en laet het hart koud, om dat zy den lezeren slechts het rif van een lichaem aentoont. De romantische schryvers ook de Dichters nemen een dier ontvleeschde geraemten, omkleeden hetzelve met ronde spieren, en kleuren het roosverwig of bruin volgens kunnen of inborst. Nu blyft het ons vry dit lichaem zulke uitwendige vormen, als het ons belieft, te geven en hetzelve door de beeldingskracht op onze wyze te doen denken, spreken, en handelen, als of het met eenen nieuwen levensgeest bezield ware. Dit kan niet gebeuren, zonder de uitvinding van tusschenvoorvallen, die onderscheidene aenhalingen der kronyken tot een geheel te zamen brengen, en den lezeren de vragen: wat? wie? waerom? in den mond terugstooten. [...] De geschiedenis, weinig van liefdesgevallen sprekende, is het natuerlyk dat dit deel eens verhaels, meest altyd uit de herssens van den schryver moet vloeien als ook de andere bywerken. Niettegenstaende dit alles mag een dichter of verhaler, myns dunkens, nooit tegen de historie oploopen of derzelver aenhalingen verdraeien, of uit het oog verliezen. Hem is het alleen geoorloofd uit het stilzwygen der geschiedenis over kleinere deelen, zyn belang te trekken en op diën onbebouwden grond zyne inbeelding te laten werken. Overigens heeft de Romanschrijver een bestendig doel na te jagen. Hetzelve is: zynen lezeren te behagen zelfs ten koste der geschiedenis. Het spyt my dat ik dit schryven moet maer dit is en blyft zoo."[4]

De argumentatie in deze brief biedt ons een bevoorrechte kijk op de principes die ten grondslag liggen aan Consciences werkwijze bij het schrijven van De Leeuw van Vlaenderen, en zijn visie op het genre van de historische roman.

Het obligate liefdesverhaal maakt de historische roman lichter verteerbaar en aangenamer voor de lezer. En bij Conscience wordt dat pure Romantiek. De adellijke maagd Machteld van Bethune wordt verliefd op Adolf van Nieuwland die wel van edelen maar helaas niet van adellijken bloede is, en de gevoelens zijn wederzijds. Conscience beschrijft in verschillende passages de sterke verliefdheid van de twee jonge mensen, hij laat ze openlijk flirten met elkaar, en bouwt een sterke erotische spanning op tussen de twee personages. Een vroeg spanningsmoment komt al in het tweede hoofdstuk van het boek, wanneer de havik van Machteld op een jachtpartij een snep heeft gevangen, en ze Adolf treiterend uitdaagt door de buit niet aan hem te schenken maar aan "eenen schildknaep", waarop Adolf zich afgewezen voelt. Hij krijgt een tweede en uitgelezen kans om zijn liefde voor haar te demonstreren, door later in het boek vrijwillig de plaats van de gevangen Graaf van Vlaenderen en vader van Machteld in de kerker in te nemen, zodat die zijn dochter kan bezoeken, etc. Op het einde van het boek wordt van Nieuwland dodelijk gewond in de Guldensporenslag. In ware Hollywoodstijl is Adolf bladzijdenlang aan het sterven tot de liefdeszoenen van Machteld hem weer bij de levenden brengen. Er wordt snel getrouwd.

Een tweede 'oorspronkelijke' versie: ...naar een huwelijk tussen broer en zus

Bij de argumentatie van zijn visie op de historische roman en de toegestane deviaties van de historische werkelijkheid had Conscience duidelijk buiten de Kerk gerekend. Met het oog op het verwerven van een zedelijke quotering voor zijn boek die het verkoopbaar zou maken in de gevangenissen en scholen van Vlaanderen, liet Conscience zich bij de voorbereiding van de tweede druk (1843) adviseren door de Mechelse kanunnik J.B. Van Hemel (what's in a name), tevens Superior van het Klein Seminarie, die er met de grove borstel doorging. In een brief van 2 januari 1843 die op de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent wordt bewaard, schreef die aan Conscience dat hij zeer opgetogen was over de veranderingen in Het Wonderjaer - waar hij ook de hand in had gehad - en hij bevestigde dat "L'ouvrage a immensément gagné aux changements, historiquement, littérairement mais surtout sous le rapport de la religion et des moeurs."[5] Verder in de brief brengt Van Hemel De Leeuw ter sprake en schrijft hierover: "Nous attendons avec impatience le Lion des Flandres. En voici le 2e. Vol. de la 1re. Edit. Si vous l'éditez dans le sens que vous m'avez dit, vous pouvez compter sur un ample débit parmi nos 600 élèves." Het hele boek werd vakkundig gezuiverd van inbreuken tegen het tweede, het zesde en het negende gebod. Zo werden consequent alle formules zoals "by de maegd", "by myne eer", "by myn zaligheid", "by alle santen en santinnen", en "ik zweer u" geschrapt, en de historisch noot uit Die excellente Cronike:

"De Franschen roofden Ryssel, Ypre, Cortryk en Roeselaere en verbrande kerken, cloosters, dorpen, stedekins en hospitalen, men vercrachte die vrouwe ghehuwet en onghehuwet, maegden, nonnen en religieusen, en diet niet ghedooghen en wilde men slouch se doot."[6]

werd in de tweede druk beperkt tot:

"De Franschen roofden Ryssel, Ypre, Cortryk en Roeselaere en verbrande kerken, cloosters, dorpen, stedekins en hospitalen."[7]

Dit zijn slechts enkele van de veelvuldige schrappingen die Conscience onder druk van het katholieke establishment in zijn boek heeft aangebracht om het op bredere schaal verkoopbaar te maken. Aan het begin van het tweede hoofdstuk in de tweede druk mist Wouter van Nieuwland al zijn introductie als een gezonde jongeman die een oogje op Machteld heeft. Alleen de eerste druk heeft de passage:

"Meermalen had men de plaets geruimd om hem door te laten, doch hy gaf geene acht op deze beleefdheid en draeide gedurig het hoofd naer den vrouwenstoet om. Zeker was er onder haer een lieve beeld dat zyn hart aen eenen leiband hield en tot zich trok, want men zag op zyn gelaet een' zuiveren grimlach verschynen, zoodra hy het hoofd tot de vrouwen gewend had." (p. 22).

In de tweede druk ontbreekt dit gegeven, maar wordt met de introductie van een nieuwe passage die de relatie tussen Adolf en de familie van Machteld vermeden dat de relatie zich te erotisch zou ontwikkelen:

"Deze jonge edelman was, van zyne kinderjaren af, in het huisgezin van Robrecht opgevoed. Nu was hy zyn vertrouweling en werd door hem als een welbeminde zoon behandeld. Hy eerbiedigde zynen weldoener als zyn vader en zyn Vorst, en had hem en zynen kinderen eene liefde zonder palen toegewyd." (p. 24)

De geliefden uit de eerste druk worden een bezorgde broer en zus, niettegenstaande Machteld in een geschrapte passage in die eerste druk expliciet het tegendeel beweert: "Hoor Adolf: - ja ik bemin u! - niet als eene zuster, met meer kracht, met onrustiger drift." (deel 1: p. 204). En alles wordt in het werk gesteld om die relatie "seksloos" te houden. Prikkelende beschrijvingen van Machteld worden geschrapt, zoals:

"Hare wangen waeren zoo zachtjes door ontellyke purpere adertjes gekleurd, dat het fynste roozenblad op haer aenzicht eene vale vlek ware geworden; de oogen zoo blaeuw als de hemel en de lippen zoo rood als twee boordjes van scharlaken fluweel" (deel 1: p. 23)

In de tweede druk verdwijnen alle "erotische" passages en wordt er niet meer gezoend. Passages zoals de volgende verdwijnen of worden volledig herschreven:

"Machteld liet hare handen bevend over zyne wangen gaen, en poogde hem door meer streelingen te versterken. Op eens borst een vloed van wellusttranen uit de oogen van den gelukkigen Adolf, en dan eerst kon hy de tedere Jonkvrouw weder tegen zyne heigende borst drukken." (deel 1: p. 204-205)

In de tweede druk wordt er overtuigend veel gebeden, etc. Op het einde van de roman, wanneer Adolf stervende is, is er dan ook geen aanwijsbare oorzaak voor zijn herstel (geen liefdeszoenen van Machteld), en de aankondiging van het huwelijk tussen zuster Machteld en broeder Adolf komt dan ook als een onverwacht, irrelevant en geforceerd hoogtepunt in het verhaal.

De roman mocht in de versie van de tweede druk dan al zedelijk geschikt zijn voor het onderwijs en de gevangenissen, het verhaal was door de vele aanpassingen volledig uit balans geraakt, en het miste zijn oorspronkelijke naturel. Nochtans is dit de versie van De Leeuw van Vla(e/a)nderen waarop de meeste latere versies gebaseerd werden en die de voorbije generaties hebben gelezen.

Symbolische waarde

Inmiddels is het werk al meer dan anderhalve eeuw oud maar komt het nog steeds op de proppen bij elk debat over de Vlaamse culturele identiteit. Of het boek nog daadwerkelijk gelezen wordt is een andere vraag, maar feit is wel dat het werk voorkomt in elk Vlaams literatuuroverzicht, dat het in de opleidingen literatuur aan de universiteiten en hogescholen ter sprake komt, dat het door uitgeverijen in Vlaanderen de laatste decennia meermaals in de een of de andere versie werd gepubliceerd, en dat het nog steeds verkoopt - zowel nieuw als antiquarisch. En zelfs wie het boek nooit gelezen heeft, kent het toch ergens van. De symbolische waarde van De Leeuw van Vlaenderen is nog geweldig actueel, en sporen van Consciences succesroman zijn overdadig aanwezig in het huidige straatbeeld. En dat is voor een groot deel te danken of te wijten aan de maatschappelijke, culturele, economische en politieke recuperatie van De Leeuw. Maar door het weefsel van verhalen dat zich rond De Leeuw van Vlaenderen gesponnen heeft, zou men bijna vergeten dat er met de handschriften van dit werk en de nalatenschap van Conscience in 1899 een begin gemaakt werd van een literair archiefbeleid in Vlaanderen.

Begin van een literair archiefbeleid

In 1912, honderd jaar na de geboorte van Conscience en het jaar van de nationale hulde aan het adres van de auteur, was het Huis De Beukelaer aan de Minderbroedersrui de locatie voor een Conscience-tentoonstelling waarin de literaire nalatenschap van de schrijver - in 1899 door de Stad Antwerpen aangekocht - een centrale rol speelde. In 1933 kreeg die literaire nalatenschap op diezelfde locatie een vaste stek in het permanente Museum van de Vlaamsche Letterkunde dat geopend werd met een tentoonstelling rond Conscience en zijn tijdgenoten. De verschillende manuscripten van De Leeuw van Vlaenderen die zich in die nalatenschap bevonden, werden verzameld in drie luxe-dozen met op de rug in gouden letters de aanwinstennummers 1, 2 en 3 van Het Museum van de Vlaamsche Letterkunde - later Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven - nu AMVC-Letterenhuis.

Van De Leeuw van Vlaenderen bewaart het AMVC-Letterenhuis, naast voorbereidende onderzoeksnota's van Conscience, grosso mode de volgende groeperingen van handschriftelijke documenten (onder de plaatsingnummers C34 / H 1-3):

  • Kladhandschrift. Onvolledig. Ongesigneerd, ongedateerd. [mei 1838] (bruine inkt).
  • [Aanvullingen bij kladhandschrift]. Ongesigneerd, ongedateerd. (bruine inkt).
  • De Leeuw van Vlaenderen. [1838]. Volledig nethandschrift. Ongesigneerd, ongedateerd (bruine inkt).
  • [Noten bij het nethandschrift].
  • [Voorwoord]. Kladhandschrift. (bruine inkt).
  • [Historisch vervolg tot aen de verlossing van Robrecht van Bethune XXIIIe Graaf van Vlaenderen.] Kladhandschrift.
  • Historisch vervolg tot aen de verlossing van Robrecht van Bethune XXIIIe Graaf van Vlaenderen. Nethandschrift.
  • Aen den Heere Ridder Gustaf Wappers 's Konings Schilder. Kladhandschrift en aanzetten. (bruine inkt).

Het is uitzonderlijk dat we van De Leeuw van Vlaenderen zo'n volledige documentatieproces hebben van het werk in wording zoals bekend, vernielde Conscience in 1869, na tegenslagen in zijn privé-leven, heel wat van zijn archief. Naast het handschrift van Conscience zelf, vinden we op het nethandschrift dat als drukkerskopij gediend heeft, ook nog het handschrift van Ferdinand Augustijn Snellaert terug, aan wie de auteur zijn net manuscript deel per deel opstuurde met de wens dat die "volgens belofte hetzelve van taelfeilen zal zuiveren."[8] Wie de handschriften nauwgezet bestudeert, kan echter zien dat Snellaert zich niet zo grondig van zijn taak heeft gekweten. De ene keer merkt hij een fout op en verbeterd hij die, een andere keer negeert hij die etc., met als gevolg dat de tekst van de eerste druk niet alleen de inconsequenties van Conscience weergeeft, maar daar ook nog eens die inconsequenties bijvoegt die door Snellaerts correctieronde in de tekst werden geïntroduceerd. Maar Conscience had dan ook aan Snellaert geschreven: "geeft u echter niet te veel moeite."[9]

De handschriften ontsluieren niet alleen het dynamische ontstaansproces van de roman, ze illustreren ook de geschiedenis van het AMVC-Letterenhuis en 164 jaar interesse voor de teksten en het werk. ze doen dat aan de hand van de ordening van de teksten en de verschillende notities op de manuscripten zelf tot voor enkele decennia een gewone manier van werken bij het handschriftenonderzoek.

Ter voorbereiding van de tentoonstelling van 1912 heeft Lode Baekelmans, de eerste conservator van het latere Museum van de Vlaamsche Letterkunde, het documentaire materiaal over De Leeuw van Vlaenderen geordend en bestudeerd. Hier en daar zijn de sporen van zijn autopsie terug te vinden: een korte nota in potlood, soms slechts een cijfer, met daaronder de profijtelijke paraaf "BK", of een mededeling als "Lag bij hs. Leeuw v. V. / 23 Juli 1911 / Bk" dat we kunnen lezen op een schets van het slagveld die Conscience zelf tekende. Die aantekeningen zijn over het algemeen summier en met potlood geschreven. Baekelmans' opvolger Ger Schmook was daarentegen iets uitvoeriger in zijn notities en schreef die in inkt op de handschriften. Zowel in de aanloop naar de tentoonstelling van 1933, als bij het schrijven van de reconstructie van "De genesis van Conscience's 'Leeuw van Vlaenderen'", een lijvig artikel dat in 1952 en 1953 in twee delen verscheen in de Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde[10] - nu de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde - heeft Schmook het handschriftelijk materiaal van de Leeuw grondig bestudeerd en geordend, waarbij hij de verbanden tussen verschillende blaadjes bijvoorbeeld expliciet aanduidde met een handgeschreven nota.

De teksten van De Leeuw van Vlaenderen die van bij het begin van het Museum van de Vlaamsche Letterkunde een van de centrale en belangrijkste archiefstukken is, werd veelvuldig geconsulteerd, bestudeerd en tentoongesteld. Daarbij werd de volgorde van de archiefstukken danig verstoord. Toen ik het archief in 2001, tijdens mijn onderzoek bij de voorbereiding van de tekstkritische leeseditie van De Leeuw van Vlaenderen,[11] begon te bestuderen, vond ik die in grote lijnen nog in de volgorde die Schmook had aangebracht voor het schrijven van zijn genesis-artikel. Dit bewijst dat, hoewel er sinds Schmook veel over de Leeuw is geschreven, niemand de handschriften sinds de jaren '50 werkelijk heeft bestudeerd. Het onderzoek voor de nieuwe leeseditie bestudeert echter elk blaadje en elk fragment, beschrijft de archiefstukken, en herstelt de logische orde ervan.

Tentoonstelling en actuele betekenis

Gezien het belang van De Leeuw van Vlaenderen voor de Vlaamse literatuur en de verwevenheid van Consciences nalatenschap met de geschiedenis van het literaire erfgoedbeleid in Vlaanderen en meer bepaald met de uitbouw van een literair archief annex museum in Antwerpen, is het dan ook een logische keuze om het nieuwe Literair Museum van het AMVC-Letterenhuis te openen met een tentoonstelling rond De Leeuw van Vlaenderen. Een vernieuwde aanpak in een vernieuwde omgeving. (ver)Frisse(nde) geluiden over (ver)oud(erd) werk. Een interactie tussen materiaal en publiek, tussen maker en toeschouwer, tussen solitair lezen en cultuurparticipatie. Een verhaal over het maken van tekst en werk, boeken en literatuur, schrijver en auteur, goede, slechte en gecanoniseerde literatuur. Een omgeving van literatuur, theater, film, beeldende kunsten, cultuur en ontspanning. Een statement in de Vlaamse cultuurparticipatie. Een preview van het nieuw AMVC-Letterenhuis.

In de tentoonstelling die tot eind 2002 loopt vindt de bezoeker antwoorden op de vragen of "1302-2002" werkelijk een feestelijke strijdkreet is, "Vlaanderen de Leeuw" een politiek statement, en "De Leeuw van Vlaenderen" de naam van een café waar je bij voorkeur niet komt, waarom de Gulden Sporenslag herdacht wordt in 2002, wat weten we over deze veldslag en wat haar belang is voor Vlaanderen, waarom Brugge in 2002 Culturele Hoofdstad van Europa is, en waarom de leeuw in Vlaanderen overal opduikt als symbool. En wat is de echte betekenis van "Wat Walsch is, valsch is! Slaet al doot!"?

De actuele betekenis en de interesse voor een werk als De Leeuw van Vlaenderen is een opsteker voor het AMVC dat het centrale literaire archief is in Vlaanderen. Het nieuwe AMVC-Letterenhuis staat voor de belangrijke opdracht het Literair Museum te situeren tussen tekst en werk, tussen het papieren erfgoed en de maatschappelijke integratie van een literair archief dat de getuigen verzamelt van het literaire productieproces in Vlaanderen.

Werk in uitvoering. Ook na de aanpassingswerken aan het gebouw in de Minderbroedersstraat kan het het centrale motto zijn van het AMVC-Letterenhuis.

Noten


© Edward Vanhoutte, 2002.
Published as: 'Werk in Uitvoering. De Leeuw van Vlaenderen tussen Tekst en Werk in het Literair Museum.' in: Cultureel Jaarboek Stad Antwerpen, Antwerpen: Stad Antwerpen, 2002, 173-188.

XHTML auteur: Edward Vanhoutte
Last revision: 21/03/2003

Valid XHTML 1.0!