banner

Lezen is een (onbetaalde) teamsport.

Het Leeskringreglement en de leesgroeppraktijk in Vlaanderen.

Edward Vanhoutte

edward.vanhoutte@kantl.be


Het plezier en het genot van het solitair lezen wordt pas compleet als de leeservaring gedeeld kan worden met gelijkgestemden. Dat kan bijvoorbeeld in een leesgroep. Het sociaal-culturele karakter van een dergelijke groep maakt het tot een ideaal kanaal om de leesbevordering te stimuleren. Dat doet de minister van Cultuur ook met het Leeskringreglement 2001/2002. Maar gegevens uit een Britse studie doen vermoeden dat dit reglement geen rekening houdt met het overgrote deel van de leesgroepen in Vlaanderen.

Een dikke tien jaar geleden luidde Marcel Janssens in het essay Lof der traagheid. Over leescultuur de alarmklok over de ontlezing bij jongeren. Dit zou onder meer te meten zijn aan het stagnerende bibliotheekbezoek en de verschraling van de algemene (literaire) kennis. Die alarmerende situatie die vooral gevoed werd door de oprukkende populariteit van de audiovisuele media, nog aldus Janssens, leidden tot consumptiegedrag, taalarmoede en denkverschraling, kortom tot een nieuw analfabetisme. Hiertegen werd in de jaren tachtig en negentig een onderwijsdidactiek ingezet die na de eerste alfabetisering – het leren lezen en schrijven – een tweede alfabetisering invoerde: het ontwikkelen van schermgeletterdheid. Maar daarmee deed men nog niet aan leesbevordering. Het taalonderwijs legt vooral de nadruk op functionele vaardigheden, en het lezen van literatuur is dan ook al te vaak slechts het onderwerp van rapporterings- en spreekvaardigheidsoefeningen. Lezen staat echter niet gelijk aan functioneel consumeren, maar aan degusteren voor het plezier van de smaak. Daarom verdedigde Janssens in zijn slothoofdstuk het recht op langzaam lezen: "De literaire tekst verplicht je er als lezer toe, de perceptie te verlangzamen en trager klaar te komen met 'le plaisir du texte'." Voor de gelegenheid noem ik dit 'de derde alfabetisering'.


Leeskringreglement

Dat langzaam lezen wordt wel erg letterlijk opgevat door een leesgroep uit Antwerpen die na vijf jaar van maandelijkse bijeenkomsten op pagina 67 van James Joyces Finnegans Wake is aanbeland. Volgens de berekeningen van de leesgroepbegeleidster zal de groep (of wat er dan nog van in leven is) het boek uit hebben in 2060. Dat de Antwerpse Wake-leesgroep zich uitsluitend bezig houdt met de lezing en herlezing van slechts één literair werk mag dan al extreem lijken, het is geenszins in strijd met de minimale definitie van wat een leesgroep is: een groep mensen die op regelmatige tijdstippen bijeenkomt om te discussiëren over boeken.

Die minimale definitie kan op ontelbare manieren ingevuld worden, en bij wijze van spreken heb je al een leesgroep als je op café regelmatig met een goede vriend over een al even goed boek palavert. Wie een leesgroep organiseert, hoe de bijeenkomsten verlopen, welke boeken er worden gelezen, hoeveel deelnemers er zijn, en hoe frequent de bijeenkomsten plaatsvinden verschilt van groep tot groep. Gegevens hieromtrent die kunnen leiden tot een antwoord op de vraag Wat is een leesgroep? kan alleen het resultaat zijn van een grondig onderzoek naar de leesgroeppraktijk. Een dergelijk onderzoek bestaat vooralsnog niet in Vlaanderen.

Het lijkt dan ook vreemd dat het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap in het Leeskringreglement 2001/2002 <http://www.wvc.vlaanderen.be:80/letteren/nieuw_reglement_leeskringen.htm> wel aan de hand van specifieke parameters die leesgroepen selecteert die in aanmerking komen voor subsidiëring in het kader van de leesbevordering. Door het ter beschikking stellen van leeskringbegeleid(st)ers wil men in Vlaanderen de kwaliteit van de leescultuur bevorderen en de oprichting en de kwaliteitsverbetering van leeskringen stimuleren. De subsidiëring van een leesgroep bestaat uit een bijdrage van 10.000 frank (€247,89) per semester voor de honorering van de leesgroepbegeleid(st)er en een boekencheque van €25 (1008,5 fr.) per lid van een nieuwe leeskring. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring en te kwalificeren als leeskring moeten vier voorwaarden vervuld worden:

Daarenboven worden jongere lezers en minder bevoorrechte maatschappelijke groepen als prioritaire doelgroepen gedefinieerd.

En hier stuiten we op een problematische situatie, want elke subsidiëring brengt ook een expliciete erkenning met zich mee, en het is nog maar de vraag of deze voorwaarden representatief zijn voor de leesgroepwerking in Vlaanderen.

Organisatie en begeleiding

Recent verscheen onder de toepasselijke titel Reading Groups een overzichtelijke studie waarin Jenny Hartly van de University of Surrey Roehampton de resultaten verwerkt van een uitgebreid onderzoek naar het wel en wee van 350 leesgroepen in Groot-Brittannië. Bij een vergelijking van de statistische gegevens uit de Britse studie met een eerste verkenning van het landschap in Vlaanderen blijkt dat de resultaten van de studie over het algemeen ook gelden voor Vlaanderen. Tegelijkertijd doet dit ook vermoeden dat de stimulering van de leeskringwerking zoals ze in Vlaanderen wordt georganiseerd wel op een erg klein doelpubliek is gericht en zichzelf in haar doelstellingen tegenspreekt.

Een eerste opvallend resultaat van het Britse onderzoek is dat 80 procent van de leesgroepen bestaat uit zogenaamde neighbourhood groepen: een aantal vrienden, familieleden, kennissen, of bekenden die regelmatig los van enige organisatie bijeenkomen om over literatuur te praten. Ook in Vlaanderen wordt wellicht slechts een klein percentage van de leesgroepen georganiseerd door bestaande instanties zoals culturele centra, openbare bibliotheken, het Davidsfonds, het CMBV, de KVLV, de universiteit van de derde leeftijd, volkshogescholen e.d.m. Vooral in de sector van de niet-literaire leesgroepen is die institutionele link prominent aanwezig. Bedrijven, universiteiten en hogescholen richten vakgebonden lees- en discussiegroepen in die veelal als seminars worden gepresenteerd en special interest groepen met een emanciperende of educatieve rol rond thema's als homoseksualiteit, religie of antroposofisme profiteren in hoge mate van de faciliteiten en de know-how van een bestaande of speciaal daartoe opgerichte organisatie. Betaalde leeskringbegeleid(st)ers komen haast uitsluitend in deze institutionele leegroepen voor, maar ook hier steunt de organisatie vaak op vrijwilligerswerk. Terwijl professionele leesgroepbegeleiding vooral in de Verenigde Staten een ware industrie aan het worden is – begeleid(st)ers runnen daar soms twintig groepen tegelijkertijd – is dit in West-Europa eerder uitzondering dan regel. Dat het Vlaamse subsidieprogramma net hiervoor geld reserveert is hoogst merkwaardig te noemen.

Dit wil niet zeggen dat de Vlaamse leesgroepbegeleid(st)ers niet geschikt en/of opgeleid zijn voor de job. Wie op zoek is naar informatie rond het begeleiden van leesgroepen, kan die vinden in publicaties zoals Werkboek voor leesgroepen, Praktijkboek voor leeskringen, Ideeën voor leesgroepen en Handboek voor leeskringen, of kan een cursus volgen, bijvoorbeeld de cursus Leidraad voor het begeleiden van leesgroepen van het Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekwerk <http://gallery.uunet.be/k.c.l.b/vorming.html> die literair- en gesprekstechnische bagage aanreikt en uitgaat van praktische voorbeelden. Het leeskringreglement kwalificeert meteen "kleuteronderwijzers, onderwijzers, regenten talen, licentiaten humane wetenschappen of bibliothecarissen [...] ook schrijvers met minstens één gepubliceerd werk dat niet in eigen beheer is uitgegeven en/of literatuurrecensenten bij erkende tijdschriften of kranten" als geschikte begeleid(st)ers die vanuit hun opleiding/professionele activiteiten een groep kunnen runnen. Maar heel wat groepen hanteren een democratisch principe, waarbij niet een enkele begeleid(st)er maar elk lid op zijn/haar beurt een boek kiest, voorbereidt, inleidt en de bijeenkomst organiseert. En ook die groepen, die soms al generaties lang aan leesbevordering binnen een bepaalde gemeenschap doen, worden niet door het leeskringreglement erkend. Waar wel een al dan niet betaalde begeleid(st)er optreedt, dan bestaat zijn/haar taak er toch vooral in om op de bijeenkomst een inleidende "uiteenzetting" te geven "over literatuur, het werk van de auteur, een specifiek boek", en de eigenlijke discussie te leiden. Helaas, het leeskringreglement vermeldt letterlijk dat deze activiteiten niet behoren tot de leeskringwerking en dus niet in aanmerking komen voor een geldelijke ondersteuning: het gaat hier immers om literaire lezingen waarvoor het Vlaams Fonds voor de Letteren bevoegd is.

Maxima en minima

Voor wie nog kan volgen: het Vlaamse leeskringreglement schrijft ook een aantal maxima en minima voor waaraan een leesgroep moet voldoen. Het aantal deelnemers moet minstens vijf en mag maximaal twaalf bedragen, en de groep moet minstens vijf maal per semester samenkomen. Volgens het Britse onderzoek betekent dat dat ruim veertig procent van de bestaande leesgroepen hier niet als dusdanig kwalificeren. Ruim een derde van de groepen in die studie bestaan uit meer dan elf deelnemers, en tien procent telt slechts vijf of minder leden. Het rapporteringsformulier dat door zowel de organisator van de leesgroep als de leeksringbegeleid(st)er moet worden ingevuld, om voor subsidiëring in aanmerking te komen, vraagt een nadere specifiëring van de gemiddelde leeftijd van de leeskringleden, en biedt acht mogelijke gradaties aan: min zes jaar, van zes tot acht, van negen tot tien, van elf tot twaalf, van dertien tot veertien, van vijftien tot achttien, van achttien tot vierenvijftig en plus vijfenvijftig jaar. Afgezien van de moeilijkheid om aan leesbevordering te doen bij min zesjarigen die nog niet eens kunnen lezen, weerspiegelen de voorgestelde gradaties geenszins de realiteit van de leesgroepwerking.

Hartley geeft in haar studie aan dat de gemiddelde leeftijd van de deelnemers in slechts in één procent van het totaal aantal onderzochte leesgroepen minder dan dertig jaar is. Nu hebben we in Vlaanderen ondertussen een mooie reputatie opgebouwd met de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen <http://www.villakakelbont.be/> die bestaat uit een centrale coördinatie van een heel aantal lokale leesgroepen voor kinderen en jongeren, en het initiatief Jonge Gouden Uil van de Nederlandse Taalunie <http://www.taalunie.nl> maar dit valt buiten dit leeskringreglement. Drieënvijftig procent van de leesgroepen uit het onderzoek situeert zich in de leeftijdsgroep van dertig tot vijftig jaar, en drieëndertig procent van de leesgroepen bestaat uit vijfenvijftig plussers. De resterende twaalf procent van de leesgroepen bestrijkt meerdere leeftijdscategorieën – het rapport vermeldt een groep met leden van zevenentwintig tot tachtig jaar en meerdere groepen waar de leeftijd varieert van dertig tot negentig jaar. Met uitzondering van de vele Vlaamse fanfares zijn er weinig vrijetijdsgroepen met zo'n breed leeftijdsbereik. En daar ligt onder andere de meerwaarde van een leesgroep. Leesgroepen gaan niet zomaar uitsluitend over het lezen van literatuur. Bij leesgroepen gaat het vooral over het lezen van literatuur in een context die gevoed wordt door de verscheidenheid van de groep en die van invloed is op de hele individuele leeservaring. Het sociale contact binnen een leesgroep waarin verschillende generaties samen over literatuur praten, is de concrete realisatie van zowel de eerste, de tweede als de derde alfabetisering.

Voorts stelt het reglement vijf bijeenkomsten per semester voorop als een minimum, maar het aanvraagformulier reserveert slechts plaats voor maximum zes bijeenkomsten. Dit tempo van komt neer op een tempo van één bijeenkomst per maand, met of zonder inachtname van een vakantiemaand per semester (de zomer- en de eindejaarsperiode zijn traditioneel moeilijke momenten om een groep bijeen te krijgen). Op datzelfde formulier moeten ook de boeken worden opgegeven die in de leesgroep zullen behandeld worden, maar er is slechts plaats voor vier titels. Voor de meeste leesgroepen, de Finnegans Wake-groep niet te na gesproken, betekent één bijeenkomst per maand ook één boek per maand.

Uit het onderzoek blijkt ook dat eenendertig procent van de leesgroepen minder dan maandelijks bijeenkomt, maar de vergadertijd bedraagt over het algemeen meer dan één uur, en in vele gevallen beslaat het zelfs een hele avond tot in de late uurtjes. Vijf maal een uurtje discussiëren over in totaal vier boeken komt in aanmerking voor subsidiëring, vier avondvullende discussies over evenveel boeken niet.

Transparantie

Elk beleidsinitiatief moet gebaseerd zijn op een grondige inventarisatie van de noden en moet een beredeneerden en transparante participatiepolitiek voeren. Er moet in Vlaanderen een studie komen die een inventaris maakt van de bestaande leesgroepen en leesgroeppraktijken: de geschiedenis, sociale achtergronden, samenstelling, organisatie, werking en geografische ligging. De samenwerking met boekhandels en bibliotheken in het kader van de reader development en de mogelijke invloed van de media moeten onderzocht worden – nadat Toni Morissons Song of Solomon in de Verenigde Staten het boek van de maand was in de populaire show van Oprah Winfrey, werden er in zes weken tijd evenveel exemplaren van verkocht dan in de negen jaren daarvoor. De resultaten van dat onderzoek kunnen dan zoals in Groot-Brittannië gepubliceerd worden en het basisinstrument worden bij de verder uitbouw van de leesbevordering in Vlaanderen.

Een dergelijke studie kan het beste gecoördineerd worden door de administratie cultuur of door de Vlaams-Nederlandse SABIDO (Samenwerking Bibliotheken en Documentatie) van de Nederlandse Taalunie. In de schoot van SABIDO functioneert een commissie over leesgroepen en er zou in 1999 al geld ter beschikking gesteld zijn om een Nederlandse internetsite over en voor leesgroepen op te zetten waarop leeskringen ervaringen kunnen uitwisselen, leeslijsten kunnen circuleren, en begeleid(st)ers en lesgevers kunnen op gevonden worden. Ruim twee jaren later heb ik een dergelijke site nog altijd niet gevonden. Dat betekent ofwel dat die site er gewoonweg niet is, of dat ze zo slecht gemaakt is dat ze niet te vinden is.

Nochtans is het internet het gedroomde medium voor de leesgroepbegeleid(st)er: informatie, communicatie en publicatie van achter de computer. Misschien is het internet wel de ultieme leesgroep: miljoenen leden, onbetaalde begeleid(st)ers, altijd actief, een eindeloze leeslijst en heel wat informatie voorhanden. Alleen... niet zo gezellig.

Literatuur


© Edward Vanhoutte, 17 August 2001.
Abridged version published in: Leesidee, 7/7 (oktober 2001), p. 551-552.

XHTML auteur: Edward Vanhoutte
Last revision: 27/09/2001

Valid XHTML 1.0!