banner

De schrijver is dood. Lang leve de uitgever (en tekstediteur).

Inleidende toespraak bij de voorstelling van Roger van de Velde, De knetterende schedels.

Edward Vanhoutte

edward.vanhoutte@kantl.be


Ik zou liegen als ik beweer met tegenzin aan dit praatje te beginnen.

Er zijn twee soorten schrijvers: levende en dode. En dat is nu net het probleem. De enen worden - als ze zich kwalitatief en/of maatschappelijk onderscheiden van de rest - geëerd met literaire prijzen, huldevieringen, bibliofiele uitgaven en evenementen allerhande. Maar vóór er werk gemaakt kan worden van een wetenschappelijk verantwoorde uitgave van het werk van die auteur, moet die blijkbaar eerst dood zijn. Dat is de ironie van de teksteditie.

En dan nog is het niet makkelijk. De tekstediteur moet onderzoek doen naar collecties in bibliotheken, literaire archieven en privé-verzamelingen. Zij moet zich ook buigen over alle relevante briefwisseling van en met de auteur en over het werk in kwestie, biografische gegevens verzamelen, contacten leggen met de erven en verzamelaars, en op de hoogte zijn en blijven van veilingen van literaria en handschriftmateriaal. Een intensief wetenschappelijk bedrijf dat niet alleen veel tijd vraagt, maar ook de nodige centen. De uitgever die zich aan een degelijke uitgave van een tekst durft wagen kan onmogelijke zelf opdraaien voor zowel de kosten van het voorafgaand onderzoek, als de productie en de verkoop van het boek. Voor dat laatste kan de uitgever productiesteun aanvragen bij het Vlaams Fonds voor de Letteren. Voor het voorbereiden van een degelijke leeseditie doet een uitgever dan noodgedwongen een beroep op niet-professionele (goedkope) tekstediteurs, die de teksten waarmee ze werken professioneel verknoeien, en daar dan nog subsidies voor opstrijken ook. De voorbeelden zijn legio, en op tekstcorruptie staat (nog) geen gevangenisstraf. Dat is de realiteit van de teksteditie.

En dat had ook onze minister van Cultuur begrepen toen hij vorig jaar op het colloquium Teksteditie Vlaanderen 2000 van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) de oprichting van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB) aankondigde met de volgende stelling:

"Als een uitgever het waardevolle initiatief neemt om grote werken uit het (nabije) verleden opnieuw op de markt te brengen, is het zijn plicht om zijn publiek de correcte uitgave aan te bieden. Het gebeurt nog te vaak dat snelle, goedkope oplossingen het halen en dan wordt de lezer eigenlijk bedrogen."

Er zijn dus twee soorten uitgevers: slechte en goede. De enen relaxen graag in het badwater van een ander en steken lui een sigaret op. De anderen weten een pijnlijk frisse douche vroeg in de morgen te waarderen, en gaan vervolgens hard aan het werk. En dat is nu net het probleem. Nijgh & Van Ditmar is zich een stevige reputatie aan het opbouwen op het vlak van de teksthygiëne. "Wie zich de moeite getroost zijn mooie geld te investeren in een nieuw zetsel," hoor ik Harold Polis keer op keer zeggen, "neemt beter meteen een tekstverantwoording en een nawoord op." Een frisse doucheman dus, die overloopt van plannen om onze moderne klassieken een toekomst te geven, en er daadwerkelijk ook mee bezig is. Maar hij rookt. Vandaar het probleem.

Harold is ook lid van de adviescommissie van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB), dat als primaire opdracht heeft het Vlaamse literaire en muzikale erfgoed te ontsluiten, en in te staan voor de realisatie van publieksproducten die het resultaat zijn van gedegen wetenschappelijk onderzoek. Daarbij staat de leesbaarheid en de toegankelijkheid altijd voorop zodat het publiek maximaal kan profiteren van het onderzoek, en kennis kan nemen van onze rijke Vlaamse cultuur. Eën instrument daarvoor, dachten wij, is de voorbereiding en publicatie van betrouwbare leesedities van Vlaamse klassieken. Maar "Klassieke boeken bestaan niet." zegt Harold dan weer, "Er zijn goede boeken en slechte boeken, en er is de canon." En dat lijkt nog te kloppen ook. In hun voorwoord bij het boek The Test of Time. What makes a classic a classic? (Waterstone's Booksellers Brentford, 1999) stellen Andrew Holgate en Honor Wilson-Fletcher de vraag of een boekhandel überhaupt een aparte plaats moet voorzien voor klassiekers in het aanbod:

"Aren't classics, after all, just stuffy collections of inpenetrable prose written by academics at some point in the fairly distant past? (Either that or nineteenth-century soap operas only repopularised by television?) Is it necessary to have a 'classics' section in a bookshop? Is it helpful, or merely confusing? Aren't we somehow beyond all that now, in a moderated age of equal rights for all books, irrespective of heritage?"

In een recent onderzoek waarin ik 157 specialisten-neerlandici van universiteiten, uitgeverijen, culturele media en instituten in België en Nederland de vraag stelde "Wat is volgens u de definitie van een 'klassieker'?" kwam ik, zij het iets genuanceerder, tot dezelfde bevinding. De invulling van het begrip 'klassieker' heeft volgens de respondenten in het onderzoek te maken met drie dynamisch veranderende parameters: intrinsiek-esthetische kwaliteiten, de huidige maatschappelijke context, en de perceptiegeschiedenis. De verschillende antwoorden op de vraag konden gereduceerd worden tot zeven stellingen:

  1. Een klassieker is een gecanoniseerd werk.
  2. Een klassieker is een tekst die in de klas gebruikt wordt.
  3. Een klassieker is een werk dat een esthetisch effect blijft bereiken na de tijd waarin het (literair)historisch thuishoorde.
  4. Een klassieker is een werk met een blijvende actualiteitswaarde.
  5. Een klassieker is een werk dat exemplarisch is voor een bepaalde stroming, gedachtegoed, ideologie, poëtica, etc... en dat bijgevolg een referentiepunt is in de literatuurgeschiedenis.
  6. Klassiekers zijn de belangrijkste werken van onze belangrijkste auteurs.
  7. Klassiekers zijn teksten waarover in de wetenschappelijke wereld een consensus bestaat dat ze permanent beschikbaar moeten blijven.

Dan maar één van de werkvormen van het CTB aanpassen van "de voorbereiding en publicatie van betrouwbare leesedities van Vlaamse klassieken" tot "de voorbereiding en publicatie van betrouwbare leesedities van goede boeken." Als dat kan gebeuren met het werk van een dode auteur en met een goede uitgever, wil het CTB zelfs je rug schrobben.

En dit is wat hier gebeurd is. Het CTB is onmiddellijk ingegaan op de vraag van Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar om mee te werken aan een verantwoorde leeseditie van De knetterende Schedels en Recht op antwoord van Roger van de Velde. Britt Kennis, die ondertussen een indrukwekkende carrière als tekstediteur aan het opbouwen is, werd door het CTB aangeworven en kweet zich voortreffelijk van haar taak, zoals dat heet.

Het resultaat is een mooi uitgegeven boek mét inhoud. De editie maakt een deel van het werk van Roger van de Velde dat na de publicatie van zijn verzameld werk (1980) in de vergeethoek is geraakt, weer beschikbaar in een wetenschappelijk integere leeseditie. Niet alleen heeft Britt alle overgeleverde bronnen aan een minutieus onderzoek onderworpen, heeft ze alle versies woord voor woord vergeleken om de leestekst te constitueren, heeft ze de relevante briefwisseling onderzocht en heeft ze het bestaande en het nieuwe van de Velde archief geïnventariseerd en ontsloten. In een vlot en prettig lezende Verantwoording doet ze ook verslag van haar onderzoek, en krijgen we een inzicht in de ontstaans- en drukgeschiedenis van beide boeken. De spellingsingrepen worden duidelijk verantwoord en de aangebrachte correcties worden gedocumenteerd. En zo hoort het. Het editiewetenschappelijk bedrijf heeft meer Kennissen nodig als Britt.

Mijn werkweek begon op maandag met de voorstelling van de eerste twee delen van de nieuwe leesuitgave van het werk van Willem Elsschot in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent. Ik sluit mijn werkweek af met deze voorstelling van het boek De knetterende Schedels van Roger van de Velde waaraan het CTB van de Koninklijke Academie heeft meegewerkt. Ik moet dus een keuze maken welk van die twee ik straks in mijn bad zal herlezen. (Even terzijde, ik rook niet en in de douche leest een boek niet zo makkelijk.) Mijn keuze is net gevallen op het boek dat hier vandaag gepresenteerd wordt. Het voldoet aan alle voorwaarden: het is een goed boek, de auteur is dood, de uitgever is te vertrouwen en de tekstbezorger heeft fantastisch werk afgeleverd. En op het eind van het boek kom ik vanzelf wel bij Elsschot terecht.


© Edward Vanhoutte, 30 November 2001.
Inleidende toespraak gehouden op de voorstelling (30 november 2001) van Roger van de Velde, De knetterende schedels, leeseditie bezorgd door Britt Kennis, Nijgh & Van Ditmar, 2001.


XHTML auteur: Edward Vanhoutte
Last revision: 13/12/2001

Valid XHTML 1.0!